Sport

Rumble in the Jungle I: Fuck coaches

06-07-2011 15:00

We spreken 30 oktober 1974 als een waanzinnige voorbereiding uitmondt in een al even waanzinnige bokswedstrijd. Muhammad Ali stond die dag als uitdager voor de wereldtitel zwaargewicht boksen tegenover het monster dat George Foreman heet. Een uitzinnige menigte had zich verzameld in een stadion in de Zaïrese hoofdstad Kinshaha. Een stadion waar normaal gesproken mensen door het bewind van dictator Mobutu Sese Seko werden gemarteld en vermoord. Een paar dagen voor de wedstrijd was hun bloed door schoonmakers verwijderd. Tussen de uitzinnige menigte bevonden zich voormalige wereldkampioenen Ken Norton en Joe Frazier. Die werden door Foreman in eerdere wedstrijden vakkundig en in twee ronden gesloopt. De wereld wist het dan ook zeker. Ali zou hier de ring uitgedragen worden. Hij zou een vreselijke dood sterven. Bookmakers bevestigden dat. Ali had een notering van acht tegen één.

Voorbereiding
De boksers verbleven de hele zomer in Zaïre om zich te prepareren voor de partij. Foreman maakte daarbij elke fout die hij maken kon. Trainen ging hem naast een blessure aan zijn wenkbrauw waardoor de partij een maand werd uitgesteld prima af. Qua marketing sloeg hij de plank flink mis door zijn herdershond mee te nemen. Die beesten werden door het gevreesde bewind van Mobuto gebruikt om zijn volk te onderdrukken. De bokser was geen groot prater. Zijn zinnen stonden symbool voor de totale leegte, als hij die zinnen al afmaakte. De bevolking van Zaïre kreeg een bloedhekel aan hem.

Hoe anders was dat met Muhammad Ali. Die was vanaf zijn aankomst de geliefde man. Hij bespeelde de opinie vakkundig door te zeggen dat hij thuiskwam. Dat er intelligente zwarten bestaan in Afrika. Dat die zwarten zelfs vliegtuigen besturen, dat ze een leven hebben. Dat Afrika de oorsprong van alles was. Als Ali in het openbaar verscheen leidde dat tot verkeersopstoppingen en totale chaos. En Ali liet niet na te vermelden dat Foreman het einde van de partij niet zou halen. De Zaïrezen kwamen zelfs met een spreuk op de proppen. Ali, Bumaye. Ali, dood die man. Heel het land riep dat. En Ali moedigde ze daarbij aan. De sfeer was geschapen. Het publiek stond onvoorwaardelijk en bloed fanatiek achter hem. Ali was de intelligente knappe zwarte. De toekomst. Foreman de domme jongen.

Coach
In de entourage van Ali heerste de overtuiging dat de bokser zou sterven. Foreman had een trackrecord dat er niet om loog. Ali had de grootste moeite met Joe Frazier en Ken Norton. Foreman sloeg die op zijn Hollands gezegd totaal verrot. Ali wachtte hetzelfde lot. Die zekerheid leefde in de hoofden van mensen die vlak voor de partij in zijn kleedkamer verbleven. Toen de bokser werd geroepen om zijn entree in het stadion te maken gebeurde het. Men liep zwijgend achter The Greatest aan. Men ging naar een begrafenis. Hier liep een man die al dood was.

Ali draaide zich om, keek zijn begeleiders recht in de ogen en vroeg hen wat ze die avond gingen doen. What are we gonna do? Men keek elkaar verbaasd aan. What are we gonna do? Het bleef stil. We’re gonna dance, gilde Ali. Weer keek men elkaar verbaasd aan. We’re gonna dance, schreeuwde Ali terwijl hij danspasjes maakte en aan het luchtboksen sloeg. We’re gonna dance, riep zijn gevolg aarzelend. En Ali riep het nog harder, tot iedereen het met hem riep. We’re gonna dance, and dance and dance. Men pakte elkaar beet. Gaf high fives. Men sloeg Ali op de schouders. Men wist het ineens zeker. Die man met die grote bek ging winnen. Wij gaan winnen. Het monster ging sterven. Men betrad het stadion met opgeheven hoofd. Er zou gedanst worden.

Ali had geen coaches nodig. Die regelde de boel zelf. Als de hele wereld om hem heen verloren was en zich dood waande nam hij het heft in handen. Hij stond op. Hij was de coach. Hij was de bokser. Alles eromheen was bijzaak. Mensen die zich verlaten op coaches kunnen daar een voorbeeld aan nemen. Fuck coaches. Doe het zelf. Vergeet bach-bloesem. Dans. Of doe anders niets.