Erkenning door VN is terugslag voor Palestijnen

08-09-2011 14:00

Aanstaande dinsdag zullen Palestijnse afgevaardigden naar alle waarschijnlijkheid een verzoek aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties voorleggen om als volledige lidstaat van de VN erkend te worden. Al sinds 1988 wordt Palestina als natie, als volk, door de VN erkend en erkent de internationale gemeenschap dat de gebieden die in 1967 door Israël zijn veroverd niet aan haar maar aan de Palestijnen – wat betreft de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever – danwel de Syriërs – wat betreft de Golan hoogvlakte – toekomen. Toch zou een verzoek voor volledige erkenning onverstandig zijn, niet omdat Amerika zich weer van haar slechtste kant laat zien in dit conflict maar omdat het de problemen voor de Palestijnen alleen zal vergroten.

Mahmoud Abbas
De motivatie voor het verzoek om volledige erkenning werd afgelopen mei helder verwoord door de Palestijnse president Mahmoud Abbas in een artikel van de New York Times:

“Palestine’s admission to the United Nations would pave the way for the internationalization of the conflict as a legal matter, not only a political one.”

De VN en diverse internationale overeenkomsten kennen vele juridische bepalingen over de rechtmatigheid, of het gebrek daar aan, van het bezetten van land dat aan een andere staat toebehoort. Erkenning als een volledige Palestijnse ‘natiestaat’, wat door 122 landen al gebeurt, zou betekenen dat de Palestijnen zich op die juridische bepalingen zouden kunnen beroepen, wat de druk op Israël om mee te werken aan een two-state solution zou vergroten. Het is die druk op haar trouwe bondgenoot die Amerika probeert te voorkomen door de VN op alle mogelijke manieren te bewegen van erkenning af te zien.

Draagvlak
Het probleem van volledige erkenning is echter tweeledig en hangt volledig samen met de gekozen route richting die two-state solution. Om te beginnen is die ingeslagen weg er niet één die zomaar op steun van de Palestijnse bevolking kan rekenen. Het is belangrijk om er bewust van te zijn dat Abbas zijn legitimiteit als vertegenwoordiger van het Palestijnse volk niet zozeer aan dat volk, als wel aan zijn erkenning door Israël en het westen te danken heeft. In 2006 verloor Abbas’ Fatah-partij de verkiezingen van Hamas maar aangezien de westerse wereld en Israël niet met die partij, die al dan niet terecht als terroristische organisatie gekwalificeerd wordt, willen samenwerken, handelt Abbas niet met een electoraal mandaat van zijn bevolking maar dankzij de steun van andere landen. Fatah’s bereidheid om zich aan een two-state solution te committeren is mede wat Hamas een voordeel gaf in de verkiezingen.

Als de two-state solution niet op steun van het Palestijnse volk kan rekenen, heeft de gekozen weg ook geen kans van slagen. Een vreedzame oplossing voor het conflict moet op voldoende draagvlak kunnen rekenen, op voldoende bereidheid van de bevolking aan beide kanten om ook aan de oplossing mee te werken. Als Abbas zonder steun van zijn bevolking stappen zet op weg naar die two-state solution zullen aanslagen door Palestijnen aan de orde van de dag blijven. Intern blijft de strijd tussen Fatah en Hamas bestaan en ten opzichte van Israël zal een groot deel van de Palestijnse bevolking het gevoel blijven houden onderdrukt te worden. Een oplossing die door je strot wordt geduwd is nooit een oplossing.

Institutionalisering
Het tweede probleem hangt nauw samen met het eerste. De Palestijnen hebben goede redenen om een two-state solution te verwerpen en volledige erkenning zou de onderdrukking en etnische zuivering van Palestijnen door Israël legitimeren en institutionaliseren. Als de Palestijnen definitief een eigen staat krijgen zou dat betekenen dat Israël met recht kan zeggen dat er geen plaats meer is voor Palestijnen in Israël, ze hebben immers een eigen land waar ze kunnen wonen. Dat betekent dat de – nog steeds doorgaande – verjaging van Palestijnen uit hun huizen en nederzettingen, etnische zuivering met andere woorden aangezien Israël effectief wordt ‘gezuiverd’ van Palestijnen, doorgezet kan worden en dat reeds verjaagde Palestijnse vluchtelingen in bijvoorbeeld de Gazastrook of Libanon nooit naar hun oude huizen kunnen terugkeren, dat ze geen right to return hebben.

Toen in 1897 tijdens het Eerste Zionistisch Congres in Basel voor het eerst publiekelijk werd gesproken over het stichten van een Joodse staat, gingen er stemmen op om die staat in een nauwelijks bevolkt maar vruchtbaar deel van Argentinië te stichten. Voor de meeste Joden gold echter dat ze niet zomaar een staat wilden, maar hun eigen staat op een plek die ze als hun eigen thuis beschouwden. Voor veel Palestijnen geldt hetzelfde, ze willen niet zozeer een staat maar een thuis. Ze willen terug naar hun eigen huis zoals de Joden dat in 1947 ook wilden. Een two-state solution en volledige erkenning van een Palestijnse staat zou die deur definitief dichtgooien. Dat is evenzeer onverstandig met het oog op het vinden van een oplossing van het conflict, als onrechtvaardig.

Schijn van vooruitgang
De westerse wereld – in het bijzonder het “kwartet” van belangrijke partners bestaande uit de Verenigde Staten, de Europese Unie, Rusland en de Verenigde Naties – heeft zich massaal achter de two-state solution geschaard als de duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. De motivatie daar achter lijkt echter weinig met haalbaarheid of rechtvaardigheid te maken te hebben, maar vooral met het feit dat het een pad is waarbij het in ieder geval lijkt alsof er vooruitgang wordt geboekt. Erkenning van de Palestijnse staat door de VN zou echter geen vooruitgang betekenen en het conflict verder vast laten lopen. Het is daarom te hopen dat de Palestijnen, in hun eigen belang, nu geen eigen staat krijgen.

Adriaan Andringa heeft over meer dan alleen Amerika een mening.